Teun van de Keuken over "ambachtelijk"
Zondagmiddag wordt de derde dag van het Food Film Festival geopend met een lezing van Teun van de Keuken. Als journalist en programmamaker van onder andere de Keuringsdienst van Waarde (KvW) en, recentelijk, De Slag om Brussel, is hij inmiddels een expert op het gebied van de verborgen aspecten van de voedselindustrie. In een 'college' deelt hij vandaag zijn kennis met bezoekers van het festival. "Maar het wordt geen professor-achtige voordracht” aldus Teun. "We gaan een beetje babbelen over de Nederlandse eetcultuur en soms een beetje gruwelen over de voedselindustrie.”
De vraag die het publiek wordt voorgelegd is: wat is nou eigenlijk ambachtelijk? Aan de hand van een aantal KvW fragmenten krijgen we de gekste antwoorden van verschillende klantenservice medewerkers te horen op die vraag. De verbazing van het publiek vertaalt zich in gegrinnik en hier en daar een schaterlach. "Dus ambachtelijk betekent dat het Engels is en iets grover gesneden dan normaal?” horen we mede-KvW maker Wouter Klootwijk aan de telefoon vragen in een fragment over eiersalade.
Volgens Teun is het verschil tussen ambacht en industrie dat ambachtelijke producenten van bijvoorbeeld kaas of worst deze producten maken "omdat dit lekkers er moet zijn.” Ambachtelijke producenten hebben als doel om zo lekker mogelijke producten te maken. De industrie daarentegen kan, en wil ook niet zo denken. Hun doelstelling is, zo formuleert Teun het althans voor zichzelf, "om een goedkoop product zo duur mogelijk te verkopen aan zo veel mogelijk mensen.” In de Nederlandse eetcultuur, waar consumenten sowieso het liefst de goedkoopste producten kopen, betekent dit dat het eigenlijke product zelf vooral niet duur mag zijn: omdat de eindprijs zo laag mogelijk moet blijven, en er natuurlijk wel een goede marge gemaakt moet worden door het bedrijfsleven.
Voor de industrie, zo stelt Teun tijdens zijn lezing, is het dan ook fijn als zij goedkoop, massaal geproduceerd voedsel, wel kunnen verkopen met de beleving van ambachtelijkheid. Consumenten zijn namelijk bereid om voor die beleving meer te betalen. Daarom halen voedselbedrijven trucs uit "om rotzooi te verpakken als kwaliteit.” "Je noemt iets ambachtelijk, en de kassa gaat rinkelen” aldus Van de Keuken. Hij haalt het voorbeeld aan van rookvlees; niet echt een 'hot item' in de schappen. Als je het echter 'carpaccio' noemt (en er dus een 'duur' labeltje op plakt) verkoopt het ineens wel, onder het mom van "als het chique heet, zal het ook wel chique smaken.” Wij als Nederlanders willen dat graag: "Duur voor weinig."
Deze waarde-vermeerderende taal-trucs worden constant uitgehaald door de voedselindustrie. Alle seizoenen van de Keuringsdienst van Waarde zijn hiervan het bewijs. Een fragment over truffel-olie (waarvan uit KvW onderzoek bleek dat er helemaal geen truffel aan te pas komt, maar een restproduct van aardolie raffinage bevat) wordt ter illustratie aangevoerd. Wederom reageert de zaal met verbazing en gegniffel.
Naast taal-trucs, is het natuurlijk nog winstgevender als je niet alleen de naam van een product, maar ook het product zelf kunstmatig op kan leuken. Voorbeelden zijn de schnitzel en de ham. In het ene geval wordt kwalitatief minder vlees onder een dikke laag paneermeel verkocht voor evenveel geld als een ongepaneerde schnitzel van betere kwaliteit. In het andere geval wordt er water (met een toegevoegd ham-smaakje) ingespoten in het vlees, zodat je uiteindelijk eigenlijk geld betaalt voor water en niet voor vlees. "Van alle producten die ik heb gefilmd is ham eigenlijk het enige dat ik echt niet meer eet. Ik vind het walgelijk spul”